Taalregels

Houd in je essay of werkstuk de spelling aan zoals die is vastgelegd in de Woordenlijst Nederlandse taal (het Groene Boekje). Als het betreffende woord niet in het Groene Boekje staat, geldt de Van Dale. Let op, dit is een beperkt overzicht. Zoek zelf naar de juiste instructies als je het hieronder niet kunt vinden.

Hoofdleters
o aan het begin van een hoofdstuk- of boektitel;
o aan het begin van een zin;
o aan het begin van eigennamen (personen, talen, instellingen, aardrijkskundige en historische namen);
o aardrijkskundige bijvoeglijk naamwoorden houden de hoofdletters (Zuid-Afrikaans, de Nederlandse taal).


Leestekens
o De dubbele punt begint een opsomming of een directe redenering (‘Dit ziet men als volgt:’).


o Een punt zet men in vijf situaties:
 aan het eind van een zin;
 binnen (dus niet ná) een decimale hoofdstuk- of paragraafnummering (‘1. Hoofdstuktitel’);
 in getallen vanaf 10.000;
 in tabellen reeds vanaf de duizendtallen een punt zetten (1.000), anders komen de getallen niet goed boven elkaar te staan;
 na afkortingen van titulatuur (geen enkele titel uitgezonderd) en zinsgedeelten. Voorbeelden: § 1.2.1, 15.331, dr., c.q.;
 In hoofdletterafkortingen worden geen punten geplaatst (KLM, ANWB, VARA);
 Na tussenkopjes worden geen punten geplaatst.


o De standaard gebruikte aanhalingstekens zijn enkelvoudig (‘…’) en staan direct om het woord of tekstgedeelte waarbij ze horen. Bij een citaat binnen een citaat gebruik je dubbele aanhalingstekens (“…”); Let op: een tekst tussen aanhalingstekens wordt niet cursief geschreven, tenzij (zie kopje citeren).


o Bij haakjes geldt: is het tussen haakjes geplaatste een zelfstandige zin, dan staat ook de punt tussen haakjes; staat slechts een deel van de zin tussen haakjes, dan staat de interpunctie buiten de haakjes;


o Voor het gebruik van het koppelteken: zie de spelling(sregels) in het Groene Boekje. Wanneer interpretatie- of leesproblemen en/of een onoverzichtelijke klinkercombinatie ontstaan, wordt er een koppelteken tussengevoegd. Een koppelteken kan ook een lid van een samenstelling vervangen (op- en afrit). Om een koppelteken worden geen spaties geplaatst. Let op het verschil met het – langere – gedachtestreepje. Dit leesteken duidt terzijdes aan en staat altijd tussen twee spaties;


o Alleen het klemtoonteken (ziet eruit als accent aigu) wordt gebruikt om nadruk te geven (én, wél). Gebruik accent grave (è), alleen om een klankverandering aan te geven (blèren, hè), niet om nadruk aan te geven;


o De puntkomma is een lastig leesteken, wees terughoudend met het gebruik daarvan. Je gebruikt een puntkomma bij:

 Opsommingen waarbij de losse onderdelen uit grotere zinsdelen bestaat. Dan vervangt de puntkomma de komma.
 Als vervanging van een punt wanneer je het verband tussen de twee losse zinnen wil benadrukken (maar een komma gevolgd door een signaalwoord doet dit nog sterker). Zie voor voorbeelden: https://www.onzetaal.nl/taalloket/puntkomma;
 NB: een puntkomma staat dus niet gelijk aan een dubbele punt (of de functie daarvan).


Cursief
o Wanneer een bepaald woord of tekstgedeelte nadruk moet krijgen;
o De titels van boeken en tijdschriften;
o Buitenlandse termen. Termen die in het Groene Boekje staan, worden niet gecursiveerd. Voor de overige woorden: komt een importterm zeer veelvuldig voor, dan wordt hij meestal per boek een keer, ter introductie, gecursiveerd en verder niet. Een ‘grijs’ gebied vormen vaktermen zoals top-down en burn-out, die niet door ieder lezerspubliek als buitenlands worden ervaren;
o Een term die gecursiveerd wordt, wordt niet tussen aanhalingstekens geplaatst, tenzij (zie kopje citeren).


Afkortingen en cijfers
o Zinsdelen als ‘enz.’, ‘e.d.’ worden voluit uitgeschreven: ‘enzovoorts’, ‘en dergelijke’;
o Tussen maten of munteenheden zit een spatie. Dus vierhonderdduizend meter is ‘400.000 m’. Het is ook heel gangbaar om ‘meter’ uit te schrijven;
o Tienduizendtallen worden door een punt gescheiden en decimalen met een komma (in Engels taalgebied is dat andersom);
o Getallen onder de twintig worden voluit geschreven. Dit geldt ook voortien-, honderd- en duizendtallen, tenzij ze als exacte duiding bedoeld zijn (bijvoorbeeld percentages). Het is dus ‘zesduizend jaar geleden’ en ‘dit was 99 jaar terug’;
o Leeftijden worden altijd in cijfers geschreven;
o Eeuwen worden altijd voluit geschreven (‘de eenentwintigste-eeuwse politici’);
o Rangtelwoorden worden voluit geschreven (‘eerste’, ‘tweede’);
o Gebruik bij hoofdstukken het liefst Arabische cijfers, en geen Romeinse (dus ‘3. Hoofdstuktitel’ en niet ‘III. Hoofdstuktitel’).