Opmaak en opzet van een essay, werkstuk en scriptie

Zie ook 4.1 in Geschiedenis schrijven! voor een duidelijke instructie m.b.t. de inhoud van inleiding, betoog en conclusie (pp. 89-96).


Een essay, werkstuk en scriptie zijn verschillende vormen van schrijfopdrachten, die met name verschillen in omvang. Terminologie als essays of papers (en soms werkstukken) worden in een enkel geval wel eens door elkaar gebruikt door docenten, dus let altijd goed op de exacte opdracht en eisen. Doorgaans houdt een essay in dat het een betogende tekst is zonder hoofdstukken. Werkstukken en scripties kennen wel verschillende hoofdstukken. Docenten kunnen daarnaast ook schrijfopdrachten uitschrijven die afwijken van deze stijlgids in vorm, stijl en inhoud omdat ze om andere leerdoelen draaien. Je kan hierbij denken aan creative writing-opdrachten, publiekshistorische teksten, scenario’s, rapporten en data-analyses. In die gevallen zullen docenten dat expliciet (in de opdrachtbeschrijving) benoemen. Verder volgen alle soorten teksten de volgende principes:


Lay-out
o Er wordt één letertype gebruikt;
o De letergroote is 11;
o Regelafstand is 1,5;
o De pagina’s zijn genummerd (midden onder; paginanummering begint bij de inleiding met 1);.
o Paragraaftitels/tussenkopjes zijn gemarkeerd in vet, beginnen met een hoofdleter, en worden niet afgesloten met een punt. Na een tussenkopje volgt geen witregel, en je springt niet in met tab;
o Alinea’s worden niet onderscheiden met witregels maar worden altijd ingesprongen met tab (behalve de eerste alinea van de inleiding, hoofdstukken, paragrafen (zie hierboven) en conclusie).

Omslag/titelblad met daarop sowieso
o Een functionele titel (en eventueel ondertitel);
o Auteursnaam/-namen;
o Studentnummer;
o ‘Universiteit van Amsterdam’, ‘BA/MA geschiedenis (met track)’ en de cursus;
o De naam van de docent(en) of begeleider(s);
o Datum;
o (Eventueel een afbeelding).

Inhoudsopgave (let op: niet bij essays)
o Daarin neem je op: (eventueel voorwoord), inleiding, hoofdstukken, conclusie, literatuurlijst, bronnenlijst, mogelijke bijlage(s).
4

Inleiding (omvang wisselt per type tekst en inhoud)

Een goede inleiding bevat doorgaans:
o Een inleiding tot het onderwerp;
o De onderzoeksvraag;
o Een rechtvaardiging van deze vraag;
o Historiografische bespreking;
o Theoretische en methodologische uiteenzetting;
o De opzet: denkstappen/aankondiging van hoofdstukken/wat je uiteindelijk gaat betogen.

Hoofdstukken (let op: niet bij essays)
o Elk hoofdstuk begint weer met een korte introductie, met een inleiding tot het deelonderwerp, de deelvraag en een opzet;
o In een hoofdstuk wordt vaak gebruikgemaakt van tussenkopjes.;
o Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een deelconclusie, dus het antwoord op de deelvraag.

Conclusie (ca. 10% van het woordenaantal)
o In de conclusie breng je je argumenten/deelantwoorden samen;
o Je formuleert jouw antwoord op de hoofdvraag;
o De conclusie biedt ook ruimte voor reflectie op jouw onderzoek en mogelijk verder onderzoek;
o NB: de conclusie is geen samenvatting van het essay/werkstuk/de scriptie.

Bibliografie
Met indien van toepassing:
o Primaire bronnen (‘Primaire bronnen’) met alle bronnen waarnaar is verwezen;
o Literatuurlijst (‘Literatuur’) met alle literatuur waarnaar is verwezen, op alfabetische volgorde, volgens Chicago Manual of Style (zie Voetnoten en bibliografie);
o Websites, volgens Chicago Manual of Style.

Bijlage(n)
o Als bijlage voeg je bijvoorbeeld grote grafieken, volledige bronvertalingen etc. toe die minder goed passen in de lopende tekst;
o Plaats de bijlage(n) achter de conclusie, maar voor de bibliografie;
o Zorg dat je elke bijlage een aparte titel geeft (doorgaans ‘Bijlage I, II’ etc.) en verwijs in de lopende tekst naar de bijlage(n).